INFO
Terminologie
INFO
Terminologie
In de materiaalkunde kom je veel vaktermen tegen. Ze zijn handig om de verschillen tussen materialen nauwkeurig te begrijpen.Β
We hebben de belangrijkste termen op een rijtje gezet. Als je hiermee overweg kunt, komt het helemaal goed met je materiaalkeuze!
Terminologie
Een toegestane afwijking van een gegeven waarde. Een diktetolerantie van +/-0.1 mm bij een materiaal van 5 mm betekent bijvoorbeeld dat de werkelijke dikte tussen 4.9 en 5.1 mm kan variΓ«ren.
Sommige materialen zoals acrylaat worden in de fabriek voorzien van een folie ter bescherming tegen krassen en andere beschadigingen. Materialen die zonder beschermfolie geleverd worden kunnen dus kleine krassen ed. bevatten. Dit is alleen het geval bij materialen die vooral technische toepassingen hebben (bijvoorbeeld polyacetaal).
Lichtdicht/dekkend/niet lichtdoorlatend.
Laat licht Γ©n beeld door. Kan een kleur hebben (bv. een getinte zonnebril) of kleurloos zijn (bv. een glazen raam).
Laat licht door maar geen beeld. Bijvoorbeeld matglas.
De hardheid van een materiaal is de weerstand die het biedt tegen permanente mechanische vervorming onder druk. Je kunt het je voorstellen als de diepte van een deuk die je in een materiaal kan maken door er met je nagel in te duwen. Een steen is hard, een bierviltje is zacht.
De stijfheid van een materiaal is de mate waarin een materiaal zich verzet tegen elastische vervorming. Dus bijvoorbeeld hoeveel kracht het kost om een materiaal elastisch (tijdelijk) te buigen. Dit zegt nog niks over wanneer het materiaal kapot gaat (blijvend vervormt).
Het tegenovergestelde van stijf. een slap materiaal kan met weinig kracht vervormd (bv. gebogen) worden.
Taaiheid geeft aan hoeveel een materiaal plastisch vervormd voordat het breekt. Een taai materiaal kun je blijvend ombuigen zonder dat het breekt. Taai is het tegenovergestelde van bros. Rubber is taai, glas is bros.
Een bros materiaal breekt voordat het veel vervormd is. Steen en glas zijn bros. Bros is het tegenovergestelde van taai.
Sterkte geeft aan hoeveel kracht er nodig is om een materiaal blijvend te vervormen (βstuk te makenβ). Dit is iets anders dan stijfheid. Een slap materiaal kan bijvoorbeeld best sterk zijn omdat het na elastische vervorming weer terug komt in zβn oorspronkelijke vorm.
Stevig heeft geen betekenis in de klassieke materiaalkunde. Het wordt wel (onterecht) gebruikt als een combinatie van stijf en sterk.